De Biersommelier - De A van Afdronk

dinsdag, 13 september, 2011 - 17:11

Er is het oog voor het uitzicht, de neus voor het aroma, je smaak uiteraard voor smaak én afdronk. De afdronk, daar gaan we het over hebben vandaag. Dat gebeurt op het einde van de smaakbeleving, Michael Jackson zaliger sprak altijd van 'the finish'. Afdronk is wat er over blijft als je het bier hebt doorgeslikt. Dat is iets wat ons trouwens onderscheidt van de (eerder barbaarse) wijnproevers, die na het proeven alles uitspuwen. Wij mogen (gelukkig) niet spuwen, want dan missen we veel van het bier. De bitterheid van de hop komt er dan pas door, als het bier door ons keelgat is gegaan. Daarom zal de afdronk bij hoppige bieren aan de droge kant zijn. "Droog" in een proefbeschrijving werkt wel eens op de lachspieren. Hoe kan een bier nu droog zijn? Droog of "sec" is echter een term om juist het bittere van een bier te omschrijven. Hop laat een droog gevoel achter in de mond, en doet je verlangen naar een volgend bier. Dat heb je helemaal niet bij een zoete afdronk, een bier dat aangezoet is of helemaal geen hop bevat blijft plakken in de mond, en heeft geen afdronk, het blijft allemaal eendimensionaal zoet. Voor bierliefhebbers absoluut te vermijden, die handel. Drink dan liever een cola.

Bier moet droog zijn, daar is het voor bedoeld, om de dorst te lessen op een aangename en verfrissende manier. Bij een oude geuze heb je ook een droge afdronk, maar daar komt het niet van de hop ( men gebruikt wel overjaarse hop, niet voor de bitterheid, maar voor de bewaareigenschappen van de hop). Bij oude geuze is het de spontane gisting die verdergezet wordt in de fles die zorgt voor een zure, droge afdronk. Witbieren, zowel de Belgische als de Beierse, hebben een knisperende afdronk, afkomstig van de tarwe die voor de helft van de ingrediënten zorgt, naast mout. Hun hergisting op fles en het gebruik van kruiden ( alleen bij de Belgische natuurlijk) zorgen dan weer voor een zoetzure afdronk. Bij zware donkere bieren ervaar je de gebrande tonen van de geroosterde mouten, die nog nazinderen in de afdronk. Daar krijg je droogheid en bitterheid van gebrande mout, eerder dan van de hop die in dergelijke bieren vaak in mindere mate aanwezig is. Drink bv. een Guinness ( het is nu toch St. Patricks day op 17 maart), dan proef je precies wat ik bedoel, gebrande koffie in je afdronk. Bij amberbieren of "spéciale belges" , die minder alcohol bevatten, heb je in de afdronk meestal meer moutige- en gisttonen, er wordt immers een minder gebrand mout gebruikt, iets tussen bleek en donker mout in. Het lage alcoholgehalte zorgt dan weer voor een grotere doordrinkbaarheid.

En tenslotte, als je een niet-gepasteuriseerde pils kan te pakken krijgen, proef je ook een groot verschil: in de smaak en afdronk krijg je dan een frisheid, die het bier een smaakboost geven. Daarvoor moet je naar Duitsland, Tsjechië of Luxemburg, want ze moeten snel, binnen de vier maanden gedronken worden. Drink dus altijd de lokale pils als je in één van die landen bent!