Korte geschiedenis van de tomaat
De tomaat (Lycopersicum esculentum Mill.) kun je niet wegdenken uit onze keuken. Dat was niet altijd zo. Pas op het einde van de zeventiende eeuw publiceerde de Napolitaan Antonio Latini in zijn Lo scalco alla moderna ('De moderne huismeester') de eerste tomatenrecepten, waaronder het eerst bekende recept voor tomatensaus. Aanvankelijk lustten maar weinig mensen de 'gulden appelen' met hun 'swaeren ende stercken stinckenden seer seltsaemen reuck' (Dodoens, 1554). De rijken kweekten ze in hun lusthoven op de eerste plaats 'om heur fraeyicheyts', dus als sierplant. Sommige dokters schreven zongedroogde tomaten voor als middeltje tegen impotentie. De reputatie van de tomaat als 'liefdesappel' kwam overgewaaid uit Noord-Afrika.
In Europa kreeg de tomaat de bijnaam 'Poma de Moros' of 'Morenappel'. De Franse verbasterden dat tot 'pommes d'amour', terwijl de Italianen er 'pomodoro' van maakten, een naam die tot op vandaag is blijven bestaan. De Nederlandse en Engelse benamingen zijn overigens ontleend aan de Azteekse benaming tomatl. We zullen nooit weten of het dankzij zijn warmbloedige reputatie was dat de tomaat in de landen rond de Middellandse Zee sneller in de keuken werd toegelaten dan in de noordelijk gelegen streken. Vanaf het einde van de achttiende eeuw begon de tomaat in elk geval aan een flinke opmars in de keukens langs de Middellandse Zee. In het bijzonder de Italianen integreerden de eens zo gewantrouwde vrucht stevig in hun culinaire tradities.