Hoe verknoei ik mijn feest?

dinsdag, 27 december, 2011 - 12:53


Tip 1: Schenk een mierzoet aperitief

Bij de kop van de feestmaaltijd begint reeds veel ellende: er worden namelijk zoveel zoete, kleverige, loodzware, versterkte drankjes bij het aperitief geserveerd - genre Porto! - , dat onze smaakpapillen voor de rest van de avond dichtgemetseld blijven. En gegarandeerd de (waarschijnlijk lekkere) witte wijn bij het voorgerecht de mist ingaat. De oplossing? Vermijd overdreven zoete inleiders en focus op dranken die de ‘goesting’ om te tafelen eerder aanscherpen, zoals alle mousserende wijnen (van champagne over cava tot crémant...), een voldoende droge sherry fino of de witte wijn waarmee u ook het eerste gerecht begeleidt.

Tip 2: Kook uw rode wijn

We blijven er op hameren, want velen maken nog steeds de fout: we drinken onze rode wijnen meestal té Saharaheet en onze witte flessen te eskimokoud. En verknoeien daarmee hun boeket én alle smaakfinesse. Rode wijn stijgt bijvoorbeeld onmiddellijk 3 à 4°C eens hij uitgeschonken op tafel staat, zeker als onze gasten de glaskelk nog eens enthousiast gaan ‘omarmen’. Lichaamswarmte of de damp van onze feestborden maken dat elke rode cru snel naar 20°C piekt of zelfs supergechambreerd geraakt. Kortom, vooral zijn alcohol of hout zal tonen, meer dan zijn fruit en fraîcheur. Hanteer daarom deze vuistregel. Serveer rode wijn tussen 14°C à 17°C, waarbij de complexere, eikgelagerde of rijpere exemplaren het maximumplafond bereiken en de meer puur fruitgedreven, jonge, ongecompliceerde crus eerder naar de ondergrens neigen.

Tip 3: Bevries uw witte wijn

In wit moeten we integendeel het kwik de hoogte injagen. Doodzonde is natuurlijk witte wijn ‘eventjes’ in het diepvriesvak plaatsen of dagenlang in de ijskast laten logeren. Geloof ons, de meeste witte flessen hebben baat bij een iets hogere serveertemperatuur dan u gewend bent. De meeste witte wijnen voelen zich immers happy tussen 8°C à 12°C, vanuit dezelfde invalshoek als bij rode wijn: hoe rijker, eikgelagerder en complexer uw witte cuvée, hoe warmer hij op tafel mag paraderen. Ook het druivenras is daarbij bepalend. Een Sauvignon Blanc bijvoorbeeld met zijn citruszesty frisheid heeft doorgaans baat bij een koelere temperatuur dan een molligere, romige en eikgelagerde Chardonnay. Krijgt u toch onverwachte gasten, neem dan een emmer of roemer, giet daarin 1/3 ijsblokjes en 2/3 water - zodat de kou optimaal geleid wordt - en binnen het kwartier zal uw fles op ideale temperatuur zweven.

Tip 4: Serveer feestwijn in Kabouter Plop-glaasjes

Waarschijnlijk de grootste kemel die feestvierders schieten: mooie wijn serveren in totaal foute glazen. Foutief in de zin van te piepklein (een minikelk geschikt voor kaboutermelk, echter niet voor een serieuze cru), te gigantisch (eerder een vaas om bloemen in te zetten dan wijn uit te drinken), te gekleurd (een wijnglas moet helder en kleurloos zijn, geen schilderij), te kortzichtig (een voldoende lange steel is nodig om te vermijden dat we de kelk met onze handen continu opwarmen), te zwaar (hoe fijner het glas of kristal, hoe aangenamer ook het mondgevoel), te geurend (naar een gecitroneerd afwasmiddel, terwijl een correct glas aromaneutraal moet zijn) of te stoffig (let op sierglazen die het ganse jaar door in de kast staan te pronken en dan plots op tafel belanden). En zorg er ook voor dat uw bubbelglas voldoende puntig toeloopt, zodat de belletjesstroom zich vlot kan ontwikkelen. Komt iemand met een platte ‘coupe’ af, zeg hem/haar dan gerust met mijn groeten: je bent een belletjesdoder...