Ontkurkt - Beaujolais is weer cool
Tip 1: Mooi maar meedogenloos
Beaujolais is om te beginnen een postkaartjesstreek, een met groene hellingen en bossen gedrapeerde wijnstreek, die zich uitstrekt ten zuiden van Mâcon tot aan de voorsteden van Lyon, en in het oosten begrensd wordt door de vallei van de Saône. Hier staan circa 21.000 hectare wijngaard aangeplant, die voor het leeuwendeel rode wijn van de Gamay-druif voortbrengen. Beaujolais kampt echter met een aantal problemen. Zo is weliswaar het commercieel effect - eindelijk - uitgedoofd van de primeur -en nouveaucampagnes waar men ons jarenlang in november mee gegijzeld heeft, maar helaas is daarmee het imagoprobleem niet opgelost. Nog veel consumenten laten Beaujolais radicaal links liggen, omdat ze ooit zo’n slechte ervaring met die rommel-Beaujolais hebben gehad. Een ander nadeel is dat Beaujolais in de literatuur altijd als een appendix van Bourgogne wordt gezien, terwijl het landschap, de druiven én de wijnstijl er totaal van afwijken. Deze associatie met Bourgogne is wat mij betreft meer een vloek dan zegen, omdat het bij de koper verkeerde, want te hoge, verwachtingen wekt. Nog een handicap: de consument kent geen snars van de diverse terroirs of crus die onder de Beaujolais-paraplu schuilen. Eén pot nat, zo luidt meestal het (foutieve) verdict.
Tip 2: Oog voor het terroir
Lang stond Beaujolais synoniem met macération carbonique (koolzuurweking), een techniek die in het beste geval de kleurintensiteit en fruitfactor in de wijn flink de hoogte injaagt, maar indien te excessief of onzorgvuldig toegepast eerder resulteert in onnozele, karakterloze fruitsapjes. Bij deze methode vergisten volledig intacte druiven (dus: zonder te kneuzen) in gesloten tanks. Puur door hun gewicht en de inweking van het koolzuurgas springen de bessen open en gaat het vrijgekomen sap heel snel fermenteren. De beste wijnmakers op dit moment passen de macération carbonique veel beperkter toe - omdat deze ook de identiteit van een wijn kan verdoezelen - , beheersen hun rendementen en hebben de laatste jaren flink geïnvesteerd in moderne vinificatie-apparatuur. Bovendien hebben steeds meer wijnbouwers er oog gekregen voor de diversiteit van hun terroirs. Die laatste factor zou nog meer moeten uitgespeeld worden. Beaujolais moet bv. dringend haar 10 officiële crus in de spotlights brengen. Sommige kent u ongetwijfeld bij naam: Brouilly, Chénas, Chiroubles, Côte de Brouilly, Fleurie, Juliénas, Morgon, Moulin-à-Vent, Régnié en Saint-Amour. Maar hoe vaak komen ze momenteel in uw glas?
Tip 3: Gamay is gay
Het werkpaard van (rode) Beaujolais is de Gamay-druif - voluit Gamay Noir à Jus Blanc - , een fruitspeelse, makkelijk te cultiveren variëteit met soms overvloedige opbrengsten die al in de 15de eeuw gekend was. Wie als wijnmaker kwaliteit nastreeft, moet dus streng selecteren om fruitconcentratie in de fles te behouden. Lukt dat, dan krijgen we een paarsrood gekleurde, royaal met zwarte/rode bessen en kersen beladen eindproduct, zonder té krachtige taninnes, maar met een sappige aciditeit. Eén van mijn collega’s heeft de stijl van pure Gamay mooi als volgt omschreven: "Drinking Gamay is like diving into a pool of black cherries." Gamay is dus een wijn die in zijn jeugd dient gedronken en zelden mooi veroudert, tenzij bij de beste crus uit bv. Morgon of Moulin-à-Vent. In heel de wereld staan circa 30.000 hectare Gamay aangeplant, waarvan 2/3 in de Beaujolais, maar we vinden de druif ook terug in bepaalde delen van de Loire-vallei (ook als rosé), Savoie, Zwitserland (in de Dole-wijn) en steeds vaker in Canada, Nieuw-Zeeland en Australië (Tasmanië, Yarra Valley, Victoria,..).
Tip 4: Geen langloper
Natuurlijk is niet alles plots koek & ei met de moderne Beaujolais, maar het valt me wel op dat ik steeds vaker heel fruitamusante, sappige wijnen uit deze appellatie(s) in mijn glas ontdek. Ik hou het nu bij rood, want ik moet ook bekennen dat ik van de andere ‘kleuren’, met name wit, recent nog maar weinig opwindends geproefd heb. Belangrijk is echter dat 90% van de rode wijnen jong en voldoende koel worden geserveerd, tussen de 12 à 14°C maximaal, en liefst binnen de 2 jaar na hun oogst. Slechts de meest gestructureerde crus kunnen het tot 5 jaar uitzingen in uw kelder zonder aan acute fruitarmoede te sterven. Probeer ook zeker eens een van de 10 crus, uit de appellatie, alhoewel de verschillen tussen wijnmakers en domeinen vaak belangrijker zijn dan tussen bijvoorbeeld het terroir van Fleury en Brouilly. Qua timing zitten we echter prima om Beaujolais te herontdekken, want de millésimes 2009 en 2010, nu courant in onze handel, blijken een sterke tweeling.
Tip 5: Beaujolais bij het bord
Rest nog de vraag: wat kunnen we culinair met Beaujolais aanvangen? Zelden is Gamay-wijn geschikt om bij Grote Gastronomie te serveren. Maar precies omdat het een lichter, sappiger type rode wijn is dat ook koeler in het glas belandt, blijkt het een ideale zomerfles bij tapas of kleine snacks, de meeste bereidingen met kip (bv. BBQ), kalkoen of kalfsvlees en bij pastaschotels met tomatensaus. De sterke exemplaren doen het zelfs prima bij de Aziatische of specerijenrijke Indische keuken. In Beaujolais zelf gaat men nog verder: daar drinken de durvers een gekoelde Fleurie bij vis (sushi) of een wat krachtiger Chiroubles bij wild zoals everzwijn.