Ontkurkt - Bubbels zonder zonnesteek
Tip 1: Champagne of Cava zijn geen eskimo’s
U herkent de situatie wel: onverwachte gasten/vrienden die binnenvallen, warm weer en iedereen véél goesting in een glas mousserende wijn, maar hij staat verdorie nog niet koud genoeg! Wat u dan absoluut niet paniekerig mag doen - ongeacht de kwaliteit en complexiteit van uw Champagne, Cava of Prosecco - is de fles vliegensvlug in het diepvriesvak kieperen en dus aan een intense zuidpoolkuur onderwerpen. Zo’n schrikbehandeling is vooral nefast voor een complexe belletjeswijn, die het precies van zijn finesse moet hebben.
Slimmeriken die dit probleem proberen op te lossen door dan maar uit voorzorg wekenlang een fles bubbels in hun ijskast te parkeren (een soort noodrantsoen “voor het geval dat...”), zijn trouwens even fout bezig. Ook die praktijk blijkt al snel een belletjeskiller en smoort vaak de vitaliteit van de fles.
Tip 2: De deus-ex-machina
De enige écht perfecte oplossing die lief blijft voor uw bubbels is de fles in een emmer plaatsen, die u vult met 2/3 water en 1/3 ijsblokjes. Die aanwezigheid van water is absoluut een must, omdat deze vloeistof als een snellere koudegeleider functioneert. Binnen het kwartiertje zal uw fles rustig naar de juiste temperatuur zakken.
Uiteraard hebben vooral champagnemerken tegenwoordig een aantal, vaak heel esthetische, ‘thermische’ alternatieven op de markt gebracht. Zo bestaan er bijvoorbeeld flessenomhulsels die u in het frigovak bewaart en die u dan eenvoudig rond de fles kan draperen. De fles zit dan in een soort koud anorakje. Maar die hulpmiddelen zijn eerder bedoeld als temperatuurbewaarder: zij zorgen er meestal voor dat een reeds voldoende kille fles zijn cool bewaart.
Tip 3: Maak een onderscheid
Toch nog even meegeven dat de juiste serveertemperatuur natuurlijk afhangt van de stijl en het niveau van de gekochte bubbels. Beendroog, mediumdroog, mineraal, fruitig, kruidig, zoet, krachtig, mild: dat zijn allemaal variabelen die mee gaan bepalen of het kwik lager/hoger moet landen.
Hanteer daarom de basisregel: hoe hoger de kwaliteit en complexiteit van uw fles bubbels, hoe hoger de serveertemperatuur kan.
Een eenvoudige pétillant of frisse basis-brut schenken we kippevelfris rond 6 à 8°C, terwijl een al meer gestructureerde brut pas vanaf 8 à 10°C écht zal tonen. Complexere en vaak oudere flessen of duurdere bubbels met een millésime (oogstjaar) komen eerder bij 10 à 12°C tot hun recht, soms zelfs warmer. Demi-secs of moussewijn met een (half)zoet karakter en dus hoog suikergehalte - zoals Moscato d’Asti - brengt u best ook rond de 10/11°C in het glas, alhoewel ook hier de kwaliteitsverschillen doorslaggevend zijn. Een eenvoudige zoete schuimwijn zonder veel nuances zal daarom ook best rond hooguit 6 à 8°C in het glas drijven.
Tip 4: Blijf cool!
Maar zorg ervoor dat u als gastheer/vrouw zélf uw cool bewaart. Let er bijvoorbeeld op dat deze ijsemmer in de schaduw staat (of liever nog: in de koele keuken binnen) en het ijs regelmatig ververst wordt wanneer er enthousiast meer dan één fles gekraakt wordt.
En denk er tevens aan dat de glazen onder invloed van de buitentemperatuur én onze handen snel opwarmen. Vervang ze af en toe. Ze, zoals zelfs sommige restaurants doen, vooraf in het diepvriesvak leggen, raad ik af. Bij ‘betere’ bubbels verwatert soms je eerste ingeschonken glas onder invloed van de zon, maar vooral: de glazen nemen vaak de geur van de ijskast over en eventueel de kruiden/groenten die er in opgeslagen liggen.