Ontkurkt - Carmenère is een crack

maandag, 19 september, 2011 - 12:02


Tip 1: de comeback kid

Wie tegenwoordig Carmenère zegt, denkt automatisch aan Chili, waar deze variëteit uitgegroeid is tot ‘smoeltje’ van de succesvolle wijnindustrie. Maar die status bezit deze druif nog maar van medio de jaren ’90, want daarvoor werd ze beschouwd als een simpel werkpaard, geen volbloed. Historisch was Carmenère nochtans lang in Europa en meer specifiek in de Bordelais een topper. In de 19de eeuw was het zelfs in Saint-Emilion een belangrijker druif dan de nu zo alomtegenwoordige Merlot. Sterker nog, Merlot was maar één van de 34 rode en 29 witte druivensoorten (!) die toen werden getolereerd in de regio.

De val van de Franse Carmenère begon echter met de  druifluizenepidemie, die in de tweede helft van de 19de eeuw de Europese wijngaarden decimeerde. Maar zoals dikwijls gebeurt, kreeg de druif een nieuwe kans met de immigratiestroom die de Atlantische Oceaan overstak. De Carmenère belandde zo in Chili, eerst als meid-voor-alle-werk, maar vanaf medio de jaren ’90 als volwaardige, fantastisch veelzijdige variëteit, waarvan nu zelfs peperdure topcuvées worden gebotteld. Een ongeziene comeback.

Tip 2: Een laatbloeier

Dat deze comeback zo lang op zich liet wachten, heeft vooral met dit fenomeen te maken: in Chili stonden Carmenère en Merlot lange tijd lukraak door elkaar geplant, zelfs in één en dezelfde wijngaard. Maar aangezien de Merlot sneller rijpt, maar de laatbloeiende Carmenère 3 à 4 weken extra rijpingstijd vereist - desondanks wel gelijktijdig werd geplukt met de Merlot - , belandde ze vaak vegetaal en onrijp in de plukkersmanden. Pas toen wijnmakers selectiever gingen plukken en bovendien meer zicht kregen op de ideale groeicondities - de druif gedijt bvb. prima in mediumwarme zones, het juiste plukmoment is cruciaal en de rendementen dienen absoluut beperkt - , kon de Carmenère aan zijn commerciële retour beginnen. Vooral de voorbije 10 jaar is Carmenère zonder pardon dé blauwe sterdruif van de Chileense valleien geworden, die vooral in Colchagua Valley - maar ook in Aconcagua en  Maipo - zijn top bereikt.

Tip 3: Sterk in de mix of solo

Wat is er nu zo aantrekkelijk aan deze Carmenère, buiten zijn indrukwekkende remonte, zijn smaakprofiel dat de rijpe rondeur, kruidigheid en fruitvlezigheid van de Merlot koppelt aan de steviger bessensmaak, tannines en mineraliteit van de Cabernet Sauvignon of zelfs het aardse temperament en zwarte besimpressies van de Cabernet Franc?

Ten eerste: het blijft een ideale mengdruif. Dat was ook lange tijd het drama van de Carmenère, namelijk dat niemand in de Chileense wijnindustrie inzag dat deze druif méér in zijn mars had dan simpele blendpartner te zijn. Maar dankzij de Carmenère zijn tegenwoordig wel veel geslaagde druivenhuwelijken mogelijk, met o.a. Tempranillo, Merlot, Cabernet Sauvignon of zelfs Sangiovese.

Ten tweede: ook solo biedt deze druif veel glasplezier, vaak tegen een bijzonder democratisch prijskaartje. Zowat 9 op de 10 Carmenère-cuvées die momenteel in de Belgische handel te verkrijgen zijn, zitten immers in de uiterst plezierige prijsvork 6,5 tot 10 euro. Uiteraard zijn er tegenwoordig ook ‘premium’ en ‘superpremium’ cuvées te koop die daar een veelvoud van kosten, maar de doorsnee Carmenère blijft nog steeds een democraat.

Tip 4: Veel durf aan tafel

Een andere belangrijke troef is het feit dat de meeste hedendaagse Carmenère maaltijdwijnen par excellence zijn, die door hun body en fruitfactor niet alleen geroosterd rood vlees of lam, stoverijen of zelfs klein wild aankunnen, maar ook probleemloos mediterrane of Aziatische pikante bereidingen, tot Indische curry toe. Ook vleespatés, rookworsten, kazen als Gorgonzola, Parmesan, Reggiano of Cheddar, cannelloni of gnocchi met vlees en tomaten, chicken cacciatore, kebab, chili con carne, osso buco of prime rib zullen zich in prima gezelschap voelen bij Carmenère.

Nog wel een tip. De meeste Carmenères die u momenteel kan aanschaffen, smaken het lekkerst tot maximaal 2 à 3 jaar na hun oogst, met een plafond tot 5 jaar. Langer kelderen heeft weinig zin. Serveer ze bovendien nooit te warm. Mijn ervaring leert dat bij 14 à 16°C de meeste Carmenères zich kiplekker voelen.