Ontkurkt - Lentepoets in de kelder
Tip 1: Actie Grote Kuis
Veel Vlamingen hebben constant een wijnvoorraad in huis. Dat hoeft niet letterlijk een prachtige stenen kelder of een geacclimatiseerde wijnkast met honderden of duizenden grands cru’s te zijn. Integendeel, bij de meerderheid van de sitebezoekers zal het eerder om rekjes, hoekjes, nisjes of meubilair gaan waar hooguit enkele tientallen flessen wachten op de kurkentrekker. Want nog altijd is veel wijn een impulsaankoop, gekocht enkele dagen (of zelfs uren) voor een etentje. Maar hoe klein/groot uw instant stock ook is, het loont de moeite om er lentepoets in te houden.
Tip 2: Kijk naar soort
Ga eerst eens na welk type wijn u vooral stockeert. Hebt u uitsluitend fruitige rode in huis – die u altijd drinkt, wegens geen alternatief -, of uitsluitend bubbels? Alleen maar Chardonnay uit Australië en bijvoorbeeld als afwisseling geen Viognier uit Frankrijk? Hoe beperkt ook uw flessenvoorraad, afwisseling qua ‘soorten’ en ‘kleuren’, dus qua druivenvariëteiten en productiegebieden, is een must. Want maakt het allemaal zoveel plezieriger.
Tip 3: Kijk naar jaartallen
Misschien een nog belangrijker oefening: welke oogstjaren hebt u vooral thuis liggen? Ook daar loont afwisseling, maar het is vooral uitkijken of u geen ‘oude rommel’ aan het bewaren bent. Meestal gekregen of ooit eens té enthousiast met kartons/kisten tegelijk aangekochte cru’s, zodat u en uw gasten al jaren lang veroordeeld bent om diezelfde wijn te drinken. Het wordt tijd ze op te ruimen. De kurkentrekker er in!
Erfenisflessen uit de jaren ’60, ’70 of ’80, zijn op dat vlak een groot risico. Ze worden nostalgisch bewaard (“Nonkel Emiel was een échte kenner!”), maar zijn ondertussen vaak al in 8 op de 10 gevallen zo dood als een pier. Zeker omdat de meeste wijnen niet voorbestemd zijn of waren om meerdere decennia te overleven. Dus: ofwel laat u ze liggen als een vloeibare herinnering aan de overledenen, in de wetenschap ze nooit ontkurkt worden; ofwel draait u er toch de kurkentrekker in, met het risico dat er inderdaad een zure, fruitarme wijn in het glas stroomt. Aan u de keuze.
Tip 4: Vul aan
De sleutel op een goeie (mini)kelder is: afwisseling. Zorg voor minstens 1 frisse, vlot-drinkende sec en 1 wat kloeker gebouwde witte cru. Idem met rode wijn: ga eens een keertje in op een aanbieding van een Chileense Carmenère in plaats van altijd maar weer die Merlot aan te schaffen. Of probeer die Kaapse Pinotage eens als u van een fruitig wijntype houdt. Ook bubbels kan u al met het oog op de zomer stockeren. Niet alleen een leuke Cava, maar probeer ook eens een paar flessen (Franse) Crémant, een Kaapse vonkelwijn of een Australische sparkling.
Rosé daarentegen koopt u best à la minute, want dat blijft toch het seizoensgebonden product bij uitstek.
Tip 5: Maak kelderlogboek
We komen er wel eens uitvoeriger op terug, maar zelfs als u slechts een minimale flessenvoorraad thuis koestert, loont het om zo’n kelderlogboek bij te houden. Dat hoeft geen in kalfsleer gebonden museumboek te zijn met handgeschept papier, maar kan evengoed een Excel-document zijn. Daarin noteert u bij elke aankoop de basisgegevens van elke fles, en vooral hun aantal en prijs. En hou die informatie up-to-date. U zal vlug merken dat u op die manier meer inzicht krijgt in a) wat u geregeld drinkt en b) waar de voorraad angstwekkend begint te slinken.